Stormschade aan de schutting langs het D.B.v.L.O. terrein op de hoek van de Jacob …
Afbeelding 555_10388
- Collectie
- Collectie W. Meijers
- Inventarisnummer
- 555_10388
- Beschrijving
- Stormschade aan de schutting langs het D.B.v.L.O. terrein op de hoek van de Jacob Catsstraat en de Vuile Vliet (Brouwersdijk).
- Straat
- Brouwersdijk Jacob Catsstraat Vuile Vliet
- Datum of periode
- 18-02-1935
- Beeldtype
- foto
- Trefwoorden
- muren / schuttingen stormschades
toon op grote kaart
Goed om te weten: de plek kan afwijken van de werkelijke locatie (hij wordt automatisch gegenereerd).
1 reactie Commentaar van bezoekers
Bij de werken aan de Moerdijkse brug was slechts een kraan verschoven, een wonder want het spookte daar flink op het Hollands Diep. Maar geen persoonlijke ongelukken gelukkig alhoewel .. dat scheelde maar weinig! =================================================================== De Dordrechtsche Courant, 18-2-1935 =================================================================== ANGSTIG AVONTUUR OP HET HOLLANDSCH DlEP =================================================================== Tijdens den hevigen storm is Zaterdagmiddag ter hoogte Van Dintel een Visschersbootje vergaan =================================================================== DE OPVARENDEN ZIJN GERED =================================================================== Kranige redding Van de bemanning der sleepboot “Mars” =================================================================== Zaterdagmiddag omstreeks half 2 is tusschen Ooltgensplaat en Willemstad in den fellen storm een visschersboot gezonken; de drie opvarenden zijn door de te Dordrecht thuisbehoorende sleepboot „Mars” gered. =================================================================== HOE HET GEBEURDE. =================================================================== We kwamen van Veere en gingen met de leege boot naar huis, vertelden ons de gebroeders Stemmer, eigenaars van de sleepboot. Het was ontzettend slecht weer; de buitengewoon felle wind zwiepte de golven hoog op zoodat wij zoo nu en dan gewoon tusschen de golven opgesloten lagen. Maar het was Zaterdag en in geen drie weken waren wij ’s Zondags thuis geweest, zoodat wij er graag wat voor over hadden om eens een vrije Zondag te hebben. Tusschen Dintel en Hellegat bemerkten wij omstreeks half twee een visschersscheepje‚ dat het zeer zwaar te verantwoorden had. De golven namen het op en sloegen het weer neer als een klein notendopje en op een gegeven oogenblik zagen wij, dat het bij een strekdam tegen den grond geslagen werd en vol water liep. Wonder boven wonder, slaagden de drie opvarenden er in door het water wadende de strekdam, te bereiken, om zoodoende voorloopig een veilige schuilplaats te hebben, Dat veilig was natuurlijk maar betrekkelijk, want voortdurend joegen hooge golven over de dam, waardoor het gevaar niet gering was, dat zij er tenslotte door uitputting toch afgeslagen zouden zijn. Bovendien bestond nog de mogelijkheid, dat het water nog hooger zou worden, en dat de geheele dam onder kwam te staan. We hadden nog wel naar Willemstad kunnen varen om daar te zeggen, wat er aan de hand was, maar wie weet, het ergste was dan misschien al gebeurd. Handelen was dus geboden. Bij de dam, waar de drenkelingen zaten, konden we met geen mogelijkheid komen, en dus gaven we te kennen, dat zij zich naar de volgende krib moesten begeven. Dit deden zij en toen begon onze strijd tegen de golven. Een uur lang zijn we bezig geweest op gevaar af, dat we zelf roer of schroef zouden verspelen. Want het was zulk ontzettend slecht weer, als we nog maar zelden hebben meegemaakt. Maar we moesten er naar toe ten koste van alles en daarom zetten we door. Tenslotte waren we dan achter de krib gekomen, waar het wat kalmer water was. Heel voorzichtig hebben we toen de boot met de kop op de krib laten loopen en door het uitzetten van een laddertje konden de drenkelingen spoedig aan boord gehaald worden. Het was hoog tijd ook, want zij waren alle drie volkomen uitgeput. Maar in de warme machinekamer kwamen zij onder het genot van een gloeiende kop koffie alweer spoedig wat bij, zoodat het tenslotte toch nog een vreugdevolle thuisreis werd. Tot zoover het eenvoudige, onopgesmukte verhaal van de dappere Gebr. Stemmer, die slechts meenden hun plicht te doen en daardoor eigen lijfsbehoud in de waagschaal stelden. =================================================================== HET RELAAS VAN DE SLACHTOFFERS. =================================================================== Wij hebben ook nog even de slachtoffers die in de Looierstraat 29 wonen bezocht, Vader Klop lag ziek te bed met hevige buikpijn. Toch heeft hij ons nog het geheele relaas van het ongeluk verteld. Ze waren met z’n drieën, vader en twee zoons, waarvan de jongste, een knaapje van twaalf jaar, voor plezier een reisje mee ging maken. Vorige week Zaterdag waren ze met een oud visschersschuitje naar Den Bommel vertrokken, om daar wat te visschen, teneinde in het toch zoo armoedige onderhoud te voorzien. Om Zondag weer thuis te zijn, gingen ze Zaterdagmiddag op huis aan, temeer nog, omdat vader Klop ziek was geworden en zich onder doktersbehandeling wilde stellen. Echter, op het Hollandsch Diep spookte het zoo vreeselijk, aldus onzen zegsman, dat wij de koers kwijt raakten. Wij tobden en tobden met de moed der wanhoop, doch het weer was zoo hevig, dat we het ergste vreesden. En ja, ging vader Klop verder, terwijl hij nog ijst van het gebeurde, plotseling liep het schuitje vol en daar gingen we. Gelukkig waren we niet ver van den kant, zoodat we zwemmende naar een in de rivier uitgelegden dam konden gaan. Doornat en verschrikkelijk koud hebben we daar grooten tijd gezeten. Vooral ik, zei Klop, was er beroerd aan toe. Ik was zoo ziek als een hond, Ook mijn jongste zoon had het kwaad. Het over den dam spoelende water had zijn voeten ijskoud gemaakt en iedere keer dachten we dat hij flauw zou vallen. Erger werd de toestand, toen het water ging wassen. Gelukkig had toen de uit de richting van Antwerpen komende sleepboot ,‚Mars” ons gezien en tot groote vreugde, draaide hij bij. Telkens weer trachtten de dappere kerels op de Mars langs den dam te komen om ons op te pikken. Eindelijk, na bijna een uur worstelen gelukte het, op gevaar af, dat de sleepboot stuk zou slaan. Wij werden uit het water gehaald en direct in de machinekamer gezet, waar wij droge spullen aankregen en een lekker kop koffie, wat ons goed deed. Jammer alleen, en een spijtige trek komt op het gelaat van Klop, is alles wat wij bij ons hadden verloren, onze beste kleeren, de netten, veel proviand, en de gevangen visch, dus al onze verdiensten. Maar gelukkig, komt de vrouw tusschen beiden, zijn jullie toch behouden. Ja, zegt Klop, en dat hebben te danken aan die flinke mannen van de Mars, die met eigen levensgevaar en het risico van een stuk geslagen boot ons van een wissen dood hebben gered. Wij zijn straatarm nu, en daarom zijn we zoo blij, gaat het slachtoffer verder, dat de heer C. van Waalwijk van Doorn van de Kalkhaven zich zoo hartelijk over ons heeft ontfermd, Immers, hij stuurde ons zoo maar een dokter en . . . hij deed nog meer.